Voorstellen uit het Belastingplan 2024
Hierna volgen de belangrijkste voorstellen uit het ‘Belastingplan 2024’ die op 1 januari 2024 in werking treden, tenzij anders is vermeld:
- afschrijvingsbeperking in de IB voor gebouwen in eigen gebruik van 50% van de WOZ-waarde naar de WOZ-waarde (net als nu al in de Vpb geldt);
- verlaging van de mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%;
- aandelen in het vermogen van een Vereniging van Eigenaren (VvE) en geld op een derdenrekening bij een notaris verhuizen in box 3 van ‘overige bezittingen’ naar ‘banktegoeden’ met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023 ;
- defiscalisatie van onderlinge vorderingen en schulden in box 3, die in een gezamenlijke aangifte (partners en minderjarige kinderen) worden verwerkt. Ook voor dit voorstel geldt terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2023.
En verder is in het Belastingplan 2024 voorgesteld:
- verhoging schijfgrens tweede schijf in de inkomstenbelasting (49,5%) van
€ 73.031 naar bijna € 75.624; - tariefsverhoging box 3 van 32% naar 34%;
- geen indexatie van het heffingvrije vermogen van € 57.000;
- herstel onduidelijkheid bij fiscale partners door expliciet te vermelden dat het forfaitaire rendement moet worden berekend op basis van de waarde van de bezittingen en schulden van de partners tezamen;
- uitstel tot 2027 van invoering nieuwe box-3-stelsel naar werkelijk rendement;
- afschaffing betalingskorting voorlopige IB-aanslag;
- co-ouders komen vanaf 2024 beiden voor de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) in aanmerking als het kind ten minste 156 dagen van het kalenderjaar in elk van beide huishoudens verblijft. Daarnaast wordt vanaf 2025 de verplichte inschrijving van het kind in de Basisregistratie Personen vervangen door een materiële eis;
- invoering progressief tarief box 2: eerste schijf met een tarief van 24,5% voor box-2-inkomsten tot € 67.000 (fiscale partners € 134.000) en daarboven een tarief van 31%;
- de twee bestaande regelingen voor OV-abonnementen worden vervangen door één gerichte vrijstelling, ongeacht of de werkgever de OV-kaart vergoedt, verstrekt of ter beschikking stelt. Voorwaarde is dat de werknemer de OV-kaart ook (in welke mate dan ook) voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) gebruikt;
- verhoging onbelaste reiskostenvergoeding van € 0,21 naar € 0,23 per km;
- afschaffing giftenaftrek voor de vennootschapsbelasting;
- afschaffing van kwalificatie van niet-zakelijke giften aan een ANBI of SBBI als verkapte winstuitdeling aan de ab-houder;
- structurele verlaging EIA van 45,5% naar 40%. De aangekondigde verlaging van het maximale investeringsbedrag hoeft niet door te gaan vanwege een structurele verhoging van het budget vanaf 2025;
- reparatie Wet excessief lenen bij emigratie en aanpassing verdeling maximumbedrag (€ 700.000) bij het einde van het fiscaal partnerschap;
- verruiming van de HIR bij gedeeltelijke staking door overheidsingrijpen. Dit moet met name uitkomst bieden voor stoppende agrariërs;
- de vaste voet in de bpm gaat vanaf 2025 met € 200 omhoog;
- verhoging van de accijnstarieven op alcoholhoudende producten.
Bron: Fiscount