Toegang tot het gehuurde ontnemen – mag dit zomaar?
In huurrelaties ontstaan er vaak genoeg discussies. Deze discussies kunnen betrekking hebben op gebreken, de huurprijs of bijvoorbeeld het einde van de huurovereenkomst. In een recente zaak met betrekking tot de huur van een bedrijfspand was de huurder gestopt met het betalen van de huurprijs. Ook had de huurder het pand al verlaten. De huurovereenkomst was echter nog niet geëindigd. Omdat de huurder de huurprijs al enkele maanden niet voldeed, had de verhuurder de sloten laten vervangen. De huurder heeft het standpunt ingenomen dat de verhuurder dit niet had mogen doen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de verhuurder het recht had om zijn verplichting – om het gehuurde ter beschikking te stellen – op te schorten. Het betreft immers een wederkerige overeenkomst en de huurder was eerder in verzuim. De Hoge Raad oordeelt dat het betalen van de huur en het ter beschikking stellen van het gehuurde twee tegenover elkaar staande verplichtingen zijn, waardoor er is voldaan aan de vereisten van opschorting. Toch mag dit een opvallende uitspraak worden genoemd, omdat een huurder normaal gesproken een grote mate van huurbescherming geniet. Het verdient aanbeveling om voorzichtig om te gaan met deze opschortingsbevoegdheid. Met name wanneer het gaat om een ander type pand, zoals een pand met woonbestemming.
Bron: Fiscount