Skip to main content

De personeelslening als arbeidsvoorwaarde

By 3 juni 2013december 8th, 2020Nieuws

Als werkgever heeft u een aantrekkelijk instrument tot uw beschikking om een goed functionerende werknemer aan u te binden: de personeelslening. U mag uw werknemer een lening verstrekken, bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis, tegen geen of een lage rente. Het mes snijdt aan twee kanten, want uw werknemer profiteert hier uiteraard ook van. U moet dan wel een aantal fiscale regels in acht nemen.

Rentevoordeel
Als u geld uitleent aan uw werknemer en deze betaalt minder rente over de lening dan bij een kredietverlener, dan heeft uw werknemer een rentevoordeel. In het algemeen geldt dat het rentevoordeel van een geldlening die u aan de werknemer verstrekt, belast is en tot het loon wordt gerekend. Het maakt daarbij wel verschil of u als werkgever gebruikmaakt van de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen in de loonbelasting of van de werkkostenregeling.

Personeelslening voor de eigen woning
Dit is voor beide regimes niet het geval als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen, onderhouden of verbeteren van een eigen woning. Het rentevoordeel is dan onbelast, mits er wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Zo moet uw werknemer onder meer schriftelijk aan u verklaren dat hij de lening in de inkomstenbelasting als een eigenwoningschuld aangeeft. U als werkgever moet deze verklaring in de salarisadministratie bewaren. In de aangifte loonheffingen geeft u aan dat er sprake is van een onbelast rentevoordeel.

Aankoop belastingvrije zaken
Van een onbelast rentevoordeel is ook sprake als uw werknemer de lening gebruikt voor het kopen van belastingvrije zaken, bijvoorbeeld een (elektrische) fiets onder de fietsenregeling. Ook het rentevoordeel van een aan het werk gerelateerde studielening van de werknemer kan onder de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen onbelast blijven.

Personeelslening voor andere doeleinden
Voor andere renteloze of laagrentende personeelsleningen is het rentevoordeel in het algemeen wel belast. Gebruikt u de oude regeling voor vergoedingen en verstrekkingen, dan hanteert de Belastingdienst de regel van de nominale normrente (in 2013 is die 3%). Is de lening renteloos, dan bedraagt het belaste rentevoordeel dus 3%. Bij een laagrentende personeelslening vermindert u het te belasten rentevoordeel met een eventuele eigen bijdrage van uw werknemer.

Het belaste rentevoordeel kunt u eenvoudig uitrekenen door het geleende bedrag te vermenigvuldigen met het verschil tussen de normrente en de rente die u daadwerkelijk aan uw werknemer in rekening brengt. Het bedrag dat uit deze berekening komt, kunt u aan het einde van het kalenderjaar aan het loon van de desbetreffende werknemer toerekenen.

Personeelslening en de werkkostenregeling
De werkkostenregeling kent het systeem van de normrente niet. Hier is de regel dat het rentevoordeel is belast tegen de waarde in het economisch verkeer. U kunt de waarde bepalen door de rente van verschillende banken te vergelijken.

Uiteraard kunt u als werkgever altijd beslissen om het belaste rentevoordeel in de ‘vrije ruimte’ van de werkkostenregeling te laten vallen.